1:43
Resin
07023
Wat als…
In de late jaren ’30 werden autoraces duidelijk door de merken Mercedes-Benz en Auto Union gedomineerd. De andere fabrikanten waren nauwelijks in staat om concurrerende renwagens het circuit op te sturen en om toch in staat te zijn sportieve prestaties neer te zetten zochten zij naar alternatieven voor de 3-liter koningsklasse. Daarvoor bleek de kleine 1,5-liter klasse geschikt. Ook de van oudsher bekende Italiaanse Alfa Romeo fabriek kwam tot dit inzicht en zij realiseerden in 1938 met het type 158 hun eerste raceauto in deze klasse. In die dagen vatte de gedachte steeds meer post dat de 3-liter categorie als hoogste klasse in de rensport in de toekomst zou moeten worden vervangen door een klasse voor renwagens tot 1,5 liter. Die plannen waren al zo ver gevorderd dat die voorgenomen categorie spoedig ingevoerd zou gaan worden. Bij Alfa Romeo ontwikkelde men daarom een nieuwe raceauto.
De opdracht werd verstrekt aan de 43-jarige Spaanse ingenieur Wilfredo Ricart. Hij koos voor zijn ontwerp voor het eerst in de geschiedenis van Alfa Romeo voor een model met middenmotor. Daarbij streefde hij naar een zeer laag zwaartepunt. Deze twee uitgangspunten verbond hij met de bouw van een zeer vlak uitgevoerde 180º V‑12 motor. Een Roots-compressor zorgde voor een flinke stijging van de prestaties zodat de 1.500 cc viertaktmotor meer dan 330 pk bij 8.600 t/min kon leveren. In het begin van de ontwikkeling werd slechts één exemplaar van het model, dat de typeaanduiding 512 meekreeg, geconstrueerd. Een tweede raceauto zou later – al in de oorlog – gebouwd zijn, maar daarmee konden geen proefritten meer worden gemaakt. De beide prototypes van de 512 hebben het tot de dag van vandaag overleefd. De ene is tentoongesteld in het ‘Museo Storico Alfa Romeo’ en de andere staat in het Nationale Wetenschap en Technologie Museum ‘Leonardo da Vinci’, eveneens in Milaan.